door Andreas Peglau
(Dit artikel is een door mij niet gecontroleerde DeepL-vertaling van de originele tekst. Mijn excuses voor eventuele fouten of onnauwkeurigheden die hierdoor zijn ontstaan.)
Sinds het bestaan van de mensheid …[1]
„Oorlog wordt gedefinieerd als een georganiseerd conflict dat met aanzienlijke middelen, wapens en geweld wordt gevoerd en waarbij collectieven betrokken zijn die volgens een plan te werk gaan. Het doel van de betrokken collectieven is hun belangen door te drukken. […] De gewelddadige acties die daarbij plaatsvinden, zijn gericht op de lichamelijke integriteit van tegenstanders en leiden zo tot dood en verwondingen.“ Wikipedia[2]
Van de oude Griekse filosoof Heraclitus (circa 520 v.Chr. – 460 v.Chr.) is de volgende uitspraak overgeleverd: ”Oorlog is de vader van alles.“ [3] In 1642 schreef de Engelse filosoof Thomas Hobbes over de “oorlog van allen tegen allen” als oorspronkelijke, natuurlijke toestand.[4] Bijna 300 jaar later sloot Sigmund Freud aan bij een andere uitspraak van Hobbes en beweerde: “De mens is een wolf voor de mens”, een “wilde beest, die geen genade kent voor zijn eigen soort”, gebaseerd op een ‘primaire’ – dat wil zeggen vooraf bepaalde, aangeboren – “vijandigheid van mensen tegenover elkaar”. [5]
Als dat zo zou zijn, zouden we ons geen zorgen hoeven te maken over hoe oorlogen ontstaan of wiens belangen in oorlogen worden behartigd: het zit gewoon in onze genen … Dat zou ook betekenen dat oorlogen op de lange termijn nauwelijks te vermijden zijn. En als dat al mogelijk is, dan alleen ten koste van het onderdrukken van onze ware aard, onze ‘aanleg’.
Ook vandaag de dag wordt nog steeds de stelling verdedigd dat oorlog een oorspronkelijke, quasi ‘natuurlijke’ toestand is. Twee voorbeelden:
In 2009, bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor de Vrede, verklaarde Barack Obama, de Amerikaanse president die verantwoordelijk zou zijn voor meer oorlogsdagen dan al zijn voorgangers: [6] “Oorlog kwam, in een of andere vorm, met de eerste mens op de wereld.”[7]
Op de website van het ‘Zukunftsinstitut’ (Toekomstinstituut), opgericht door trendonderzoeker Matthias Horx, was in 2024 te lezen: “Sinds de mens bestaat, zijn er oorlogsconflicten.”[8] Hier dacht men zelfs precies te weten hoe het zat:
„De meest gewelddadige samenlevingen zijn – of waren – die welke wij eerder met het attribuut ‘vreedzaam’ zouden bestempelen. Jagers- en verzamelaarsgemeenschappen hadden de hoogste moordcijfers en in de meeste regio’s van de wereld woedden eindeloze stammenoorlogen. In de natuurlijke oertoestand nam men wat men kon krijgen, leden van een andere stam werden niet als ‘de onzen’ beschouwd en de remming om te doden was, vooral in de vele schaarse situaties, nauwelijks aanwezig.“[9]
Tegenover deze ‘natuurlijke oertoestand’ moeten – of zouden moeten – de burgerlijke democratieën, waar verarming, uitbuiting, onderdrukking en oorlogszucht wettelijk geregeld zijn, natuurlijk als pure verlossing overkomen.
Reis naar de oertijd
Laten we dus eens kijken naar de huidige stand van zaken met betrekking tot de menswording. Aangezien in de archeologie vanwege het geringe aantal bewijzen vaak wordt teruggevallen op veronderstellingen en “analogieën”[10], een groot deel van de stellingen onder deskundigen zelf omstreden is en één enkele nieuwe vondst het beeld vaak op zijn kop zet, zijn sommige van de volgende gegevens, met name over dateringen, slechts voorlopig geldig. Ik hoop dat de conclusies die ik hieruit trek, langer geldig zullen blijven.
Momenteel wordt meestal aangenomen dat de afsplitsing van de lijn die naar de huidige mens leidde van die welke naar de huidige chimpansee leidde, ongeveer zes miljoen jaar geleden plaatsvond.[11] Daarbij ontstonden aanvankelijk nog relatief aapachtige wezens, ook wel “voorouders van de mens” genoemd. Van de daaruit voortgekomen ‘oermensen’ en ‘vroege mensen’ als eerste vertegenwoordigers van het geslacht ‘Homo’ wordt gesproken vanaf een periode van twee tot drie miljoen jaar geleden.[12] Voor de ‘anatomisch moderne mens’, de Homo sapiens, is tot nu toe een bestaan van ongeveer 300.000 jaar aangetoond.[13]
Er bestaat consensus over dat onder andere het gebruik van vuur heeft bijgedragen aan het proces van menswording. Op de website “Planet Wissen” lezen we hierover:[14]
“Sommige vondsten wijzen erop dat onze voorouders […] al ongeveer 1,5 miljoen jaar geleden de kracht van vuur gebruikten. Maar de vraag vanaf wanneer de mens erin slaagde zelfstandig vuur te maken, wordt ook onder onderzoekers nog steeds fel bediscussieerd. Velen gaan ervan uit dat de neanderthaler dit 40.000 jaar geleden met behulp van vuurstenen kon.”
Als de genoemde cijfers correct zijn, zouden onze voorouders bijna anderhalf miljoen jaar met vuur hebben gewerkt zonder erachter te komen hoe ze het zelf konden maken. Het is niet verwonderlijk dat andere wetenschappers, zoals historicus James C. Scott, een veel vroeger tijdstip hiervoor aanhouden: ongeveer 400.000 jaar geleden. [15]
400.000 of 40.000 jaar? Achter deze opmerkelijke onnauwkeurigheid van 360.000 jaar schuilt een fundamenteel probleem bij het onderzoek naar onze vroegste ontwikkelingsstadia: over het overgrote deel van het bestaan van steeds menselijker wordende wezens vermoeden we weliswaar veel, maar weten we uiterst weinig.
Geen representatieve uitspraken
In het in 2021 gepubliceerde boek Anfänge. Eine neue Geschichte der Menschheit vatten antropoloog David Graeber en archeoloog David Wengrow de huidige stand van het onderzoek samen. Ze schrijven: Voor onze vroege prehistorie zijn er
„nauwelijks vondsten. Zo zijn er […] duizenden jaren waarin de enige beschikbare getuigenissen van hominide activiteiten bestaan uit bijvoorbeeld een enkele tand of misschien een paar stukjes bewerkt vuursteen. […]
Hoe zagen deze oermenselijke samenlevingen eruit? We moeten op dit punt eerlijk zijn en toegeven dat we geen flauw idee hebben. […]
Voor de meeste periodes weten we niet eens hoe mensen onder de strottenhoofd waren gebouwd, laat staan iets over pigmentatie, voeding en al het andere.“[16]
In 2024 bevestigden archeoloog Harald Meller, historicus Kai Michel en evolutionair bioloog Carel van Schaik: “We hebben te maken met een uiterst klein aantal bewaard gebleven menselijke botten.”[17] Een door hen aangehaalde schatting kwam uit op 3.000 ontdekte “resten van Homo sapiens die ouder waren dan 10.000 jaar”. [18]
Voor het totale aantal voor-, oer-, vroege en huidige mensen dat tot dan toe de aarde had bevolkt, is er een – noodzakelijkerwijs zeer speculatieve – schatting van meer dan zeven miljard.[19] Aangezien de populatie van mensachtige wezens aanvankelijk blijkbaar slechts langzaam groeide, behoorde het overgrote deel daarvan in ieder geval tot de groep van de Homo sapiens. [20]
Van miljarden individuen verspreid over de halve aarde zijn er enkele duizenden overblijfselen gevonden, waarvan er naarmate de tijd verstrijkt steeds minder te vinden zijn: dit maakt duidelijk hoe wankel alle generaliserende conclusies over vroege mensachtige wezens en mensen zijn. Er kan geen sprake van zijn dat skeletdelen van enkele individuen geschikt zijn voor representatieve uitspraken over grote groepen levende mensen.
Tanden en schedelbotten, die het overgrote deel van deze vondsten uitmaken, bevatten sowieso geen informatie over psychosociale aspecten, over de geestelijke en mentale toestand van hun vroegere eigenaars. Dus ook niet over de vraag of ze oorlogszuchtig of vredelievend waren.
De eerste “directe getuigenissen van wat we vandaag […] als ‘cultuur’ beschouwen, gaan” op hun beurt “niet verder terug dan 100.000 jaar.” En pas sinds ongeveer 50.000 jaar komen dergelijke getuigenissen geleidelijk vaker voor. [21]
De Homo sapiens bestond toen echter al minstens 250.000 jaar. Maar ook wat we denken te weten over de mentale toestand, motieven, doelen en sociale gedragingen van de mensen in die 250.000 jaar is – met uitzondering van de laatste vijf millennia – bijna uitsluitend gebaseerd op min of meer plausibele veronderstellingen.
Hoe voorlopig deze veronderstellingen zijn, bleek eens te meer uit het bericht van 6 juni 2023 dat mensachtige voorouders al 200.000 jaar geleden hun familieleden zouden hebben begraven. Tot nu toe werd dat alleen toegeschreven aan de neanderthalers en de homo sapiens – en dat pas sinds 100.000 jaar. Deze vondsten, zo staat in het bericht, “stellen het huidige begrip van de menselijke evolutie ter discussie, volgens welke pas de ontwikkeling van grotere hersenen complexe activiteiten zoals het begraven van de doden mogelijk maakte”.[22]
Een beknopte samenvatting van eerdere archeologische vondsten en daaruit afgeleide veronderstellingen is te vinden in het boek Weltgeschichte der Psychologie (Wereldgeschiedenis van de psychologie), geschreven door psycholoog en antropoloog Hannes Stubbe.[23]
Zorg in plaats van moord
R. Brian Ferguson, een andere antropoloog, heeft op verschillende vindplaatsen honderden skeletten van Homo sapiens die ouder waren dan 10.000 jaar onderzocht om te zien of ze schade vertoonden als gevolg van interpersoonlijk geweld. Het resultaat: dat was slechts bij ongeveer drie dozijn het geval. Dat wil zeggen dat hij geen archeologisch bewijs vond voor oorlog in de tijd die meer dan 10.000 jaar geleden ligt. Bovendien hoeft geweld niet opzettelijk te zijn uitgeoefend.
Er zijn inderdaad ook aanwijzingen voor intermenselijk geweld in de prehistorie; het vroegste geval wordt gedateerd op ongeveer 430.000 jaar geleden. [25] Nadat Meller, Michel en van Schaik in hun boek Die Evolution der Gewalt (De evolutie van geweld) de volledige drie miljoen jaar sinds het ontstaan van het geslacht Homo hebben doorzocht en “daarbij geen enkel belangrijk spoor […] hebben overgeslagen”, concluderen ze echter: “Er is niet eens een handvol bewijzen voor het opzettelijk doden van mensen.”[26]
Maar zelfs als deze moorden moorden zouden zijn geweest, wat bij gebrek aan ooggetuigenverslagen nooit kan worden opgehelderd: een moord is geen oorlog. En een enkele moordenaar – over wie, in tegenstelling tot het slachtoffer, geen informatie te verkrijgen is – kan niet als representatief voor de toenmalige menselijke bevolking worden beschouwd.
Harald Meller en zijn co-auteurs merken bovendien op:
“Als je op zoek gaat naar prehistorisch bewijs voor oorlog, moord en doodslag, vind je in plaats daarvan aanwijzingen voor zorg en zorgzaamheid. De paleoarcheologische bevindingen getuigen ervan: mensen hielpen en ondersteunden elkaar, anders zouden veel verwondingen een doodvonnis zijn geweest.”
Als voorbeeld noemen ze een neanderthaler die eveneens ongeveer 430.000 jaar geleden stierf en die leed aan “een hele reeks degeneratieve ziekten, trauma’s, een verkorting van de rechterarm en waarschijnlijk blindheid aan het linkeroog en ernstige slechthorendheid”, maar toch een leeftijd van “veertig tot vijftig jaar” bereikte – wat alleen denkbaar was met „dagelijkse ondersteuning“ van zijn groep, inclusief wondverzorging, denkbaar was.[27]
Criteria voor ”oorlog“
Daar komt nog bij dat niet elk opzettelijk gebruik van geweld tussen mensen, en zelfs niet elk conflict dat met wapens wordt uitgevochten, een oorlog is. Om nogmaals Wikipedia te raadplegen:
“Een fundamentele uitdaging bij het typeren van oorlogen is de vraag wanneer een oorlog als zodanig kan worden aangemerkt. In politieke en wetenschappelijke beschouwingen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen gewapend conflict en oorlog. Een gewapend conflict wordt beschouwd als een sporadische, eerder toevallige en niet strategisch gemotiveerde gewapende botsing tussen strijdende partijen.” [28]
In “grote onderzoeksprojecten”, zo staat er verder, geldt “het aantal van 1.000 doden per jaar als een ruwe indicator dat een gewapend conflict escaleert tot een oorlog”. Andere “definities van oorlog” vereisten bovendien “een minimum aan continue planning en organisatie bij ten minste één van de tegenstanders” of “dat ten minste één van de strijdende partijen een staat moet zijn die met zijn strijdkrachten aan het conflict deelneemt”. [29]
Een vondst die lange tijd als bewijs voor het oudste gewapende conflict werd beschouwd, voldeed hooguit gedeeltelijk aan de bovengenoemde criteria. R. Brian Ferguson rapporteert over de opgraving in het huidige Soedan:
„Deze begraafplaats, bekend als vindplaats 117, werd halverwege de jaren zestig ontdekt tijdens een expeditie onder leiding van Fred Wendorf, een archeoloog aan de Southern Methodist University in Dallas, Texas, en is volgens ruwe schattingen tussen de 12.000 en 14.000 jaar oud. Het bevatte 59 goed bewaarde skeletten, waarvan er 24 in nauwe verbinding met stukken steen werden gevonden, die werden geïnterpreteerd als onderdelen van projectielen.“[30]
Inmiddels zijn daar 61 doden van verschillende leeftijden en van beide geslachten gevonden; 41 skeletten vertonen verwondingen.[31] Het kon echter niet worden vastgesteld of deze doden tegelijkertijd waren begraven of in de loop van een hele reeks jaren. In zijn boek Als der Mensch den Krieg erfand (Toen de mens de oorlog uitvond) wijst prehistoricus Dirk Husemann erop dat Fred Wendorf “in de buurt nog een begraafplaats uit dezelfde periode” ontdekte, waar “geen enkele dode met verwondingen” lag. Daarom werd het ook mogelijk geacht dat op vindplaats 117 opzettelijk “alleen degenen die een gewelddadige dood waren gestorven, hun laatste rustplaats kregen”. [32] Inmiddels is gebleken dat “veel van deze mensen verwondingen vertoonden” – meestal door pijlen of speren – “die bij hun dood al waren genezen”;[33] dit gold voor driekwart van de volwassenen.
Het oordeel van Dirk Husemann lijkt daarom juist: een bloedbad kan “worden uitgesloten”.[34] Deze bevindingen bewijzen echter “terugkerend intermenselijk geweld”.[35]
5,988 miljoen jaar zonder bewijs van oorlog
Maar zelfs als we – ondanks volledige onwetendheid over de precieze omstandigheden – de ongeveer 12.000 jaar oude verwondingen en moorden in Soedan als tekenen van oorlog zouden willen classificeren, zou dat betekenen dat, uitgaande van zes miljoen jaar menselijke evolutie: er voor 5.988 miljoen jaar, dus voor 99,98 procent daarvan, geen bewijs is voor oorlog. Als we in plaats daarvan de drie miljoen jaar sinds het ontstaan van de vroege mens, dus het geslacht Homo, als referentiepunt nemen, kunnen we voor 99,96 procent van deze tijd hetzelfde vaststellen. En zelfs als we alleen de tot nu toe bewezen 300.000 jaar van het bestaan van de Homo sapiens ter vergelijking nemen, kunnen we vaststellen dat er voor 96 procent van de levensduur van de “anatomisch moderne mens” geen enkel bewijs is voor enige oorlogsvoering. Evenmin voor de Neanderthalers, die al 450.000 jaar geleden als “zelfstandige soort” bestonden.[36]
Ook Harald Meller, Kai Michel en Carel van Schaik verklaren dat er voor deze oneindig lange periode “tot nu toe geen archeologische aanwijzingen zijn voor oorlog of zelfs maar sporadische conflicten tussen groepen”. De archeologie spreekt hier “duidelijk: vanuit het oogpunt van de menselijke geschiedenis lijkt collectief, georganiseerd moorden een recent fenomeen te zijn.”[37]
Waarom ook, vragen psycholoog Christopher Ryan en psychiater Cacilda Jethá zich af in hun boek Sex. Het ware verhaal, hadden onze voorouders zich op een vruchtbare, in wezen onbewoonde[38] planeet met onuitputtelijke hulpbronnen[39] moeten begeven op slopende trektochten om ergens andere mensen te doden of zelf gedood te worden? Dit sluit aan bij het feit dat er op de inmiddels duizenden ontdekte prehistorische grotschilderingen geen oorlogstaferelen te vinden zijn. [40]
Pas ongeveer 7000 jaar geleden ontstonden er meerdere massagraven, die door deskundigen vrijwel unaniem worden beschouwd als bewijs van oorlogsmassakres.[41] De vroegste afbeeldingen, waarop boogschutters elkaar vijandig lijken te bejegenen,[42] worden momenteel meestal op ongeveer 5000 jaar oud geschat. [43]
Oorlogen waren, zo kan worden verondersteld, vooral het gevolg van het ontstaan van autoritaire sociale structuren, de daarmee gepaard gaande ongelijke verdeling van bezit, en misschien nog versterkt door natuurrampen en de vele gevolgen daarvan. [44]
Laten we tot nu toe het volgende vaststellen: uitspraken zoals die van Barack Obama of het “Zukunftsinstitut” (“Sinds de mens bestaat, zijn er oorlogsconflicten”) zijn op geen enkele manier te staven en daarom ook onwetenschappelijk.
Wie toch dergelijke uitspraken doet, moet zich afvragen op welke basis en met welke motivatie hij dat doet. In het geval van Obama ligt de gedachte voor de hand: door oorlogen als iets diep menselijks voor te stellen, kon hij waarschijnlijk met een gerust geweten zelf oorlogen ontketenen.
Ook de huidige oorlogszuchtigen in regeringen en massamedia komt het waarschijnlijk goed uit om te wijzen op een vermeende aangeboren bereidheid tot of zelfs lust voor vernietiging en moord, om ons de door hen nagestreefde “oorlogsbekwaamheid” smakelijk te maken, volgens het motto: “Jullie willen het toch toch!”
In principe geldt: wie gelooft in het aangeboren destructieve in de mens, bespaart zich de irritante vraag waardoor mensen überhaupt ‘slecht’ worden gemaakt.
Grenzen van het inzicht
Het gebrek aan objectieve beoordelingsmogelijkheden van de vroege menselijke geschiedenis betekent natuurlijk ook dat we evenmin een volledig vreedzaam begin van de menswording kunnen aantonen, geen paradijselijke, oercommunistische of matriarchale uitgangssituatie. In 1996 kwamen de archeologen Brigitte Röder, Juliane Hummel en Brigitta Kunz tot de conclusie dat het matriarchaat ‘met archeologische bronnen noch kan worden bewezen, noch kan worden weerlegd. Een van de grootste problemen van de archeologie is dat zij tot op heden geen sleutel in handen heeft tot de gedachtewereld van vroegere samenlevingen’. [45]
Voor de afgelopen 50.000 jaar bieden onder andere grottekeningen en figuratieve afbeeldingen – die weliswaar interpretatie behoeven – inzicht in deze gedachtewereld. Een betrouwbaardere “sleutel” ontstond echter pas door de mogelijkheid om geschreven talen op een duurzame manier vast te leggen, bijvoorbeeld als spijkerschrift – dus ongeveer 5.000 jaar geleden. [46] Dat zelfs deze sleutel niet exact is, dat schriftelijke overleveringen vaak onjuist, vertekend en bijna altijd onvolledig zijn, blijkt al uit de terechte uitspraak dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars. In het beroemde geval van Paaseiland waren het veroveraars en slavenhandelaren die de inheemse bevolking daar de verwoestingen toeschreven die zij zelf onder hen hadden aangericht en geïnitieerd.[47]
In de geschiedbeschrijving komen veelvuldig lasterlijke uitlatingen over ‘primitieve’ culturen voor. Zo werden en worden Neanderthalers nog steeds gedeeltelijk afgeschilderd als gespierde, ‘geestelijk minder begaafde en qua domheid en cultuurloosheid nauwelijks te overtreffen aliens’ [48] – hoewel talrijke vondsten al lang aantonen dat deze mensensoort, die pas ongeveer 40.000 jaar geleden is uitgestorven, in alle essentiële aspecten gelijkwaardig was aan de Homo sapiens, even ‘menselijk’ was en zich in sommige gevallen door voortplanting met hem vermengde. [49] Hannes Stubbe merkt op: ook al vinden sommige wetenschappers het “moeilijk om dit toe te geven, moeten we de neanderthaler vandaag de dag accepteren als een volwaardig mens met alle mentale, psychische en sociale functies, krachten en competenties […]”.[50] Bovendien hadden de neanderthalers een groter brein dan wij… [51]
Martin Kuckenburg heeft in verschillende publicaties de Neanderthaler als “eerste Europeaan” recht gedaan.[52]
Met betrekking tot het onderwerp “oorlogsbekwaamheid” zijn nog twee andere voorbeelden van verdraaiing van de werkelijkheid het vermelden waard. Alleen door een flagrante, inmiddels gedetailleerd aan het licht gekomen manipulatie van gegevens[53] kon psycholoog Steven Pinker beweren dat vroeger “collectief geweld […] altijd en overal aanwezig was”[54] – en daaruit een idealisering van burgerlijk-kapitalistische sociale structuren afleiden.[55] Bijzonder brutaal ging antropoloog Napoleon Chagnon [56], die in 1964 eerst bijlen en machetes aan het Yanomami-volk schonk om vervolgens op basis daarvan en van diverse valse verklaringen in bestsellers te beweren dat zij buitengewoon gewelddadig waren. In 1995 hebben de Yanomami hem vanwege zijn voortdurende laster een inreisverbod voor hun grondgebied opgelegd. [57]
Maar Chagnon, en Pinker sowieso, worden nog steeds beschouwd als kroongetuigen van de wreedheid van inheemse volkeren en aangeboren kwaadaardigheid.
De historicus Rutger Bregman heeft voorbeelden verzameld van de leugenachtigheid van het ‘standaardverhaal’ van de ‘boze wilde’, die eerst door een ‘goede’ (westerse) beschaving sociaal aanvaardbaar moet worden gemaakt, en heeft zogenaamd wetenschappelijke experimenten, onderzoeken en publicaties over het mensbeeld kritisch onder de loep genomen.
Hij komt tot de conclusie dat de mens – zoals ook de titel van zijn boek luidt – ‘in wezen goed’ is.[58]
Betekent het beschreven gebrek aan betrouwbare gegevens over de (pre)geschiedenis van de mensheid dat we de vraag of we geboren krijgers zijn niet kunnen beantwoorden? Jawel, dat kunnen we wel.
Een aangeboren bereidheid tot oorlog voeren en doden zou zich altijd en overal moeten manifesteren – al was het maar doordat deze permanent onderdrukt moet worden. Om de bewering dat we geboren krijgers zijn als ongeldig te verwerpen, hoeven we dus alleen maar aan te tonen dat het ook anders kon of kan. Voor de afgelopen millennia is dat heel goed mogelijk.[59]
Jagers en verzamelaars
Wat betreft onze naaste voorouders die als jagers en verzamelaars actief waren – vaak aangeduid als “jagers-verzamelaars” – moeten we volgens Harald Meller, Kai Michel en Carel van Schaik “het vooroordeel van Thomas Hobbes[60] begraven” dat hun leven “eenzaam, armzalig, walgelijk, beestachtig en kort” zou zijn geweest. [61] Blijkbaar waren ze groter “dan de gemiddelde mens van vandaag” en hun levensverwachting zou, volgens Christopher Ryan en Cacilda Jethá, tussen de 70 en 90 jaar hebben gelegen. Ook antropoloog Robert Edgerton is van mening dat in Europa “de stedelijke bevolking waarschijnlijk pas rond het midden van de 19e of zelfs de 20e eeuw” weer de levensduur van jagers en verzamelaars bereikte.[62] Deze nomaden waren blijkbaar “optimaal aangepast aan hun leefomgeving” en hadden waarschijnlijk weinig reden om conflicten te ontketenen vanwege een gebrek aan hulpbronnen. [63]
Dit blijkt ook uit het onderzoek naar “148 dodelijke agressie-incidenten” in 21 vroegere en meer hedendaagse jager-verzamelaarsgemeenschappen, dat antropoloog Douglas P. Fry samen met filosoof Patrik Söderberg heeft uitgevoerd.[64] Zij vatten hun bevindingen als volgt samen: de achtergrond van deze sterfgevallen was meestal een persoonlijk motief zoals jaloezie of wraak, zelden een familievete en nog “veel zeldzamer” een conflict “tussen politieke gemeenschappen of oorlog”. In ongeveer de helft van de gemeenschappen waren er helemaal “geen dodelijke gebeurtenissen waarbij meer dan één dader betrokken was”.[65]
Jagers-verzamelaarsbestanden bestonden ook niet alleen vóór, maar gedurende millennia samen met de staten die voor het eerst ongeveer 6000 jaar geleden werden gesticht.[66] Zoals James C. Scott in zijn boek Die Mühlen der Zivilisation[67] aantoont, was deze parallelle bestaan niet in de laatste plaats te danken aan het feit dat het jager-verzamelaarsbestaan een aantrekkelijk alternatief bleef voor een sedentair bestaan. In de versterkte nederzettingen steeg de levensverwachting en -kwaliteit namelijk in eerste instantie meestal niet, maar daalde juist. Dit kwam onder andere doordat het nauwe samenleven van mensen onderling en met huisdieren epidemieën veroorzaakte en omdat men nu gedwongen was om alles wat nodig was om te leven voornamelijk op één en dezelfde plaats te verkrijgen.
Maar ook in de zich ontwikkelende grote steden waren er voorbeelden van vreedzaam samenleven. Een van deze nederzettingen was het Anatolische Catal Hüyük (of Çatalhöyük),[68] dat ongeveer 1500 jaar lang, vanaf ongeveer 7400 v.Chr., bestond, een oppervlakte had van maximaal 13 hectare en enkele duizenden inwoners telde. De toegang tot voedsel en materiële bezittingen was blijkbaar vrij gelijkmatig verdeeld. Er zijn geen aanwijzingen voor een centrale ordehandhavende instantie, laat staan een onderdrukkende instantie, en evenmin voor geweldsmisdrijven of moorddadige gevechten.
Echter: slechts 5 procent van deze nederzetting is tot nu toe archeologisch onderzocht.[69] Toch is ook dit een sterke aanwijzing dat oorlogen GEEN constante factor in de mensheid zijn.
Door middel van etnologisch onderzoek dat tot op heden reikt, kan bovendien worden bewezen dat vertegenwoordigers van de Homo sapiens lange tijd goed met elkaar kunnen samenleven.
Leren van de meest vreedzame samenlevingen
In 2021 presenteerden Douglas P. Fry, die al geruime tijd onderzoek doet naar mogelijkheden voor vredeshandhaving[70], en sociaal psycholoog Peter T. Coleman in een artikel hun “Sustaining Peace Project” (project voor duurzame vrede) [71]. Sinds 2014 streeft hun groep van psychologen, antropologen, filosofen, astrofysici, milieu- en politicologen, informatie- en communicatie-experts naar “een uitgebreider en nauwkeuriger begrip van duurzame vrede” te verkrijgen. In tegenstelling tot wat vaak in de media wordt beweerd, schrijven Coleman en Fry, zijn er tot op de dag van vandaag tal van samenlevingen die binnen hun grenzen en met hun buren “al 50, 100 of zelfs honderden jaren” in vrede leven. Dit weerlegt de “overtuiging dat mensen van nature geprogrammeerd zijn voor oorlog”. [72] Als voorbeelden noemen zij onder andere de tien naburige stammen in de Braziliaanse bovenloop van de Xingu-rivier, de Zwitserse kantons en de unie van de Irokezen.
Ze konden het volgende als bijzonder vredesbevorderend aanwijzen: een overkoepelende gemeenschappelijke identiteit/verbindende collectieve activiteiten en instellingen/normen, waarden, rituelen en symbolen die tegen oorlog gericht zijn/een “vredestaal” in de – voor zover aanwezig – massamedia/politici, ondernemers, geestelijken en activisten die bijdragen aan het ontwikkelen en realiseren van een visie op vrede.[73]
Dat roept de vraag op wat daarvan vandaag de dag aanwezig is in de BRD of in de EU. Coleman en Fry classificeren ook de EU als een vredelievende samenleving. Maar hun artikel dateert nog uit 2021 …
Voor meer informatie verwijzen we naar de website van het Sustaining Peace Project[74], waar het (helaas niet in het Duits beschikbaar) boek van Fry: The Human Potential for Peace.
Anatomie van de menselijke destructiviteit
Al in 1973 verzamelde psychoanalyticus en sociaal onderzoeker Erich Fromm rapporten over verschillende etnische groepen en de kwaliteit van hun sociale relaties. In zijn baanbrekende werk Anatomie van de menselijke destructiviteit[75] is te lezen dat er zelfs in de tweede helft van de 20e eeuw nog stabiele, levensbevestigende, niet-oorlogszuchtige, vaak matriarchale sociale samenlevingen bestonden, waarin het niet nodig was om een vermeende moorddrift te onderdrukken. [76] Fromm vat samen:
“Hoewel we in alle culturen vaststellen dat mensen zich tegen een bedreiging van hun leven verdedigen door te vechten (of te vluchten), zijn destructiviteit en wreedheid in zoveel samenlevingen zo minimaal dat deze grote verschillen niet te verklaren zouden zijn als we te maken hadden met een ‘aangeboren’ passie.” [77]
Het boek van Fromm biedt bovendien naar mijn weten nog steeds de meest uitgebreide verzameling argumenten uit de psychoanalyse, (sociale) psychologie, paleontologie, antropologie, archeologie, neurofysiologie, dierpsychologie en geschiedwetenschap die pleiten voor een aangeboren neiging tot samenwerking en vredelievendheid bij de mens.
Ik wil slechts enkele punten noemen die rechtstreeks verband houden met ons onderwerp:
– Agressie op zich, afgeleid van het Latijnse ‘aggredere’ = op iemand of iets afgaan, iets aanpakken, is niet alleen niets slechts, maar een essentieel, gezond onderdeel van ons handelingsrepertoire. Alleen met behulp daarvan zijn afbakening, doorzetten, zelfbevestiging en zelfverdediging mogelijk. Al aan het begin van ons leven hebben we dit vermogen nodig om ons door het nauwe geboortekanaal te persen en geboren te worden. Zowel dieren als mensen beschikken over het vermogen om in deze zin gezond agressief te zijn. Het is altijd verbonden met bedreigende situaties of uitdagingen. De veronderstellingen van een agressiedrift (Konrad Lorenz) of zelfs een doodsdrift (Sigmund Freud) zijn ongefundeerde speculaties.[78]
– Onder bepaalde omstandigheden gaat agressief gedrag ook gepaard met vernietiging, bijvoorbeeld wanneer een leeuw een antilope doodt of wanneer mensen in acute zelfverdediging doden. Maar bij dieren en bij psychisch voldoende gezonde mensen wordt deze vernietiging nooit een doel op zich.
– Noch dieren, noch psychisch gezonde mensen gedragen zich sadistisch, doelbewust levensvijandig of lustig wreed. Alleen destructief gemaakte, daardoor psychisch ernstig gestoorde mensen willen oorlog.
– De mens is in staat om zowel reële als irreële, louter gesuggereerde vitale bedreigingen mentaal te anticiperen. Ook dit laatste kan bij hem biologisch gefundeerde agressie of destructie uitlokken die dient om de soort of zichzelf in stand te houden. Dit werd – en wordt – vaak door machtselites gebruikt om bij de massa’s oorlogszuchtigheid te creëren.
– Een zinvol bestaan, bevredigende interpersoonlijke relaties, maar ook diepgaande psychotherapie kunnen helpen om de gevolgen van socialisatie die tot destructiviteit leidt, te verzachten of te genezen.[79]
Of we als potentiële moordenaars ter wereld komen, kan ook worden getoetst aan de hand van individuele levensloop. Hiervoor zijn biografieën van mensen die zware misdaden hebben begaan, zoals het aanzetten tot oorlog en massamoord, voorbestemd.
Goebbels
Joseph Goebbels,[80] geboren in 1897, werd als latere nazi-propagandaminister een van de hoofdverantwoordelijken voor de anti-joodse, anticommunistische en antisovjetische oorlogsretoriek van de nazistaat.
Als kind en jongere was Goebbels een enthousiasteling, hij schreef gedichten, toneelstukken en pianostukken, las onder andere Gottfried Keller, Theodor Storm, Schiller en Goethe, werd verliefd en hoopte op een leven vol liefde en erkenning.
Dat deze hoop steeds meer in duigen viel, had te maken met zijn klompvoet, die hij als kind had gekregen, of beter gezegd: met de negatieve reacties op deze handicap. Voor zijn streng katholieke ouders was het een ‘bezoeking’ die het beste kon worden ontkend. Bij familieleden en klasgenoten wekte het afkeer tot walging op, later ook bij sommige vrouwen die hij begeerde.
Na verloop van tijd kwam in plaats van de onvervulde liefde voor andere mensen het vervangende object ‘vaderland’ op de voorgrond. Maar nog in 1919, als 22-jarige met een ‘volkse’ instelling, solliciteerde Goebbels met succes bij een joodse professor voor een doctoraat en oordeelde dat dit een ‘buitengewoon aimabele’ en ‘toegankelijke man’ was. [81] In 1920 reflecteerde hij als volgt op de aanvankelijk zegevierende ‘linkse’ massale opstand in West-Duitsland tegen reactionaire Freikorps en Reichswehr: ‘Rode revolutie in het Ruhrgebied […]. Ik ben enthousiast vanuit de verte’.[82]
Op zoek naar een ‘genie’ die hem en Duitsland zou verlossen, hoorde hij in 1921 voor het eerst over Adolf Hitler – en was teleurgesteld. Hij rijmde: ‘Als ik alleen maar een hakenkruis zie, krijg ik al zin om te poepen.’[83]
Maar professionele en persoonlijke frustraties, werkloosheid, honger en bestaansonzekerheid volgden,[84] en psychische problemen stapelden zich op: gevoelens van zinloosheid, zelfmoordgedachten, alcoholmisbruik, zenuwinzinkingen. Nu wisselden bij hem “fasen van diepe depressie” af met “uitbarstingen van fanatieke wilskracht”. [85]
In 1922 hoorde hij van zijn verloofde dat ze “halfjoods” was. Hoewel hij hierdoor geïrriteerd was, beëindigde hij de relatie in eerste instantie niet.[86] In 1924 zag hij nog steeds positieve kanten aan “Het kapitaal” van Karl Marx. [87]
Maar geleidelijk raakte hij volledig in de ban van de nationaalsocialistische ideologie en de Führerkultus, niet in de laatste plaats omdat deze hem in staat stelden zijn gevoelens van minderwaardigheid en depressiviteit te onderdrukken. Nu vormde zich voor hem, zoals hij schreef, ‘boven in de lucht een witte wolk in de vorm van een hakenkruis’. [88] De onvoorwaardelijke volgeling van Hitler was klaar.
Dit proces duurde echter bijna 30 jaar.
Hitler
Er zijn nauwelijks over iemand anders zoveel publicaties verschenen als over Adolf Hitler. In 2020 is er een boek bijgekomen dat de huidige kennis over zijn kindertijd en jeugd samenvat: Hitler – Prägende Jahre. [89]
Hieruit kan eens te meer worden afgeleid dat de puberende Adolf duidelijk steeds meer werd gekenmerkt door zelfwaarderingsproblemen die werden gecompenseerd door grootheidswaanzin; ook zijn vastberadenheid, koppigheid en verbale agressiviteit namen toe. Dat was echter geen wonder en geen zeldzaamheid gezien de voor die tijd typische, deels brute onderdrukking van kinderen en jongeren, waaraan ook hij werd blootgesteld.
En: Hitler wist lange tijd een andere kant van zichzelf te behouden, namelijk emotionele gevoeligheid. De joodse arts Eduard Bloch, die tevergeefs had geprobeerd de moeder van de toen 18-jarige Hitler te redden van de dood door kanker, beschreef decennia later hoe hij de zoon op de dag van de dood van de moeder had waargenomen:
“Adolf, wiens gezicht de vermoeidheid van een slapeloze nacht vertoonde, zat naast zijn moeder. Om een laatste indruk van haar vast te leggen, had hij haar getekend […]. In mijn carrière heb ik niemand gezien die zo door verdriet was verwoest als Adolf Hitler. […] Niemand had toen ook maar enigszins kunnen vermoeden dat hij ooit de belichaming van alle slechtheid zou worden.”[90]
Zelfs Goebbels of Hitler kunnen dus niet worden beschuldigd dat ze als monsters ter wereld zijn gekomen en “oorlogskunst” in de wieg hebben gekregen.
Soms kan men ook hoop putten uit de bezigheid van soldaten. De Amerikaanse militaire expert Dave Grossman bewijst dat “de grootste uitdaging voor legers erin bestaat de weerzin van soldaten om andere mensen te doden te overwinnen.” De ‘dodingsremming’ kan alleen worden opgeheven door “afstompende drill en gerichte training”. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de Amerikaanse soldaten zo weinig voorbereid op het doden “dat slechts 15 tot 20 procent van de infanteristen überhaupt een schot heeft gelost”.[91]
Kern
1) De bewering dat mensen altijd al oorlog hebben gevoerd, ontbeert elke wetenschappelijke basis, is onbetrouwbaar en misleidend.
2) De vraag of we “geboren krijgers” zijn, of “oorlogszuchtigheid” deel uitmaakt van de menselijke natuur, kan wetenschappelijk worden onderzocht – en met een duidelijk NEE worden beantwoord.
Wie zelf kinderen heeft of voldoende intensief contact met kleine kinderen, kan zich op dit punt ook afvragen of hij of zij deze kinderen als ongegrond agressief of zelfs destructief beschouwt – als “geboren krijgers” aan wie een bereidheid tot doden kan worden toegeschreven. Er zijn inmiddels talrijke bevindingen uit verschillende wetenschapsgebieden die aantonen dat we ter wereld komen met het potentieel voor prosociaal gedrag, voor liefde, vriendschap, samenwerking en vredelievendheid. [92] En dit potentieel dringt ernaar om zich te realiseren! Zelfs de politici die vandaag de dag weer oorlog en massamoord veroorzaken, zelfs degenen die deze moorden vervolgens uitvoeren, zijn enkele jaren geleden als goede mensen ter wereld gekomen.
Met andere woorden: we hebben allemaal de nodige voorwaarden om binnen een goede samenleving ook goede mensen te zijn.
Op basis hiervan is het weer mogelijk om een plausibele speculatie te doen over de vroege geschiedenis van de mensheid. Een these die tegenwoordig door veel wetenschappers wordt aanvaard, is dat voor alle vertegenwoordigers van de Homo sapiens – de Neanderthalers kunnen hier waarschijnlijk aan worden toegevoegd – een “psychische eenheid” kan worden aangenomen. Met andere woorden: sinds er “moderne” mensen bestaan, beschikken zij over dezelfde mentale aanleg. Graeber en Wengrow[93] schrijven “dat iemand die leeft van de jacht op olifanten of het verzamelen van lotusknoppen net zo analytisch, kritisch, sceptisch en vindingrijk kan zijn als iemand die zijn geld verdient als chauffeur of cafébaas of een universitaire faculteit leidt”.
We kunnen dus aannemen dat onze verre menselijke voorouders evenmin oorlogszuchtig waren als wij dat vanaf onze geboorte zijn.
En vandaag?
Als we het potentieel in ons hebben om in een goede samenleving goede mensen te zijn, waarom ontplooit dat potentieel zich dan niet?
Omdat we niet in een goede samenleving leven.
Kinderen zijn op geen enkele manier minder waard dan volwassenen. Maar in vergelijking met volwassenen hebben ze nauwelijks mogelijkheden om zelf over hun levensomstandigheden te beslissen. In een wereld als de onze, die gekenmerkt wordt door autoritaire hiërarchieën, uitbuiting, onderdrukking, controle door familie en overheid en milieuvernietiging, is er weinig ruimte voor de ontplooiing van psychisch gezonde kinderen.
Het leed en de ontberingen die hieruit voortvloeien, hun vaak onvoldoende bevredigde behoeften veroorzaken verdriet, pijn en woede – die in de regel niet op adequate wijze mogen worden geuit tegenover de opvoeders. Ze stapelen zich daarom op tot ze destructieve vormen aannemen – wat later wordt versterkt door vernederingen op school, tijdens de opleiding, in de beroeps- en werksfeer.
Aangezien dergelijke opgekropte gevoelens meestal ook officieel niet mogen worden uitgeleefd – tenzij men bijvoorbeeld soldaat wordt – worden ze verborgen achter een façade van sociale aanpassing, beleefdheid en vriendelijkheid. Zo ontstaat – nog steeds – het naar boven toe buigende, naar beneden toe trekkende “autoritaire karakter”. [94]
En dat heeft zeer zorgwekkende gevolgen voor de hele sociale structuur. De destructieve emoties zijn niet alleen permanent onderhuids aanwezig, ze kunnen bij bepaalde gelegenheden ook op elk moment uit hun schuilplaats tevoorschijn komen. Dit is des te gemakkelijker wanneer de media en de politiek daarvoor sociaal zwakkeren of gedemoniseerde ‘vreemdelingen’ als doelwitten aanreiken. Vroeger waren dat in Duitsland niet in de laatste plaats joden, communisten en Russen – en momenteel zijn dat opnieuw Russen, en binnenkort waarschijnlijk ook Chinezen. [95]
Op deze manier, door de massale socialisering van destructieve psychische structuren en manipulatie door de media, werd en wordt geprobeerd mensen te trainen in ‘oorlogsvaardigheid’. Hoe meer agressie we opkroppen en hoe meer ons zelfbeeld wordt aangetast, hoe bruikbaarder we zijn voor allerlei destructieve doeleinden – of deze nu worden verpakt in nationalistische, neofascistische, fundamentalistische, imperialistische, milieuvernietigende, kinder-, vrouwen-, homoseksuelen- of vreemdelingenvijandige ideologieën.
Als de massaal opgekropte explosieve woede een uitlaatklep krijgt, zijn de overtuigingen inwisselbaar: terreur en moord kunnen zowel met het alibi van een ‘rechtse’ als een ‘linkse’ wereldvisie worden gepleegd, ter ere van God, ter wille van Allah, ten gunste van een eco-dictatuur of – zoals momenteel – als onderdeel van de westerse neoliberale ‘op regels gebaseerde’ wereldgelukzaligheid.
De psychoanalyticus Wilhelm Reich beschreef dit principe in 1933 in zijn Massapsychologie van het fascisme als volgt: de onderdrukking van kinderen maakt hen “angstig, schuw, bang voor autoriteit, braaf en opvoedbaar in burgerlijke zin”. Kinderen doorliepen eerst ‘de autoritaire miniatuurstaat van het gezin, […] om later in het algemene maatschappelijke kader te kunnen worden ingedeeld’. De opgekropte levensenergie, die na het ondergaan van dit opvoedingsproces op natuurlijke wijze geen uitweg meer vindt, zoekt nu naar vervangende uitlaatkleppen, vloeit over in natuurlijke agressie en versterkt deze tot “brutaal sadisme, dat een essentieel onderdeel vormt van de massapsychologische basis van de oorlog die door een klein aantal mensen uit imperialistische belangen wordt geënsceneerd”. De op deze manier psychisch misvormde mens “handelt, voelt en denkt” in strijd met zijn levensbelangen. [96]
Zo worden we tot “krijgers” GEMAAKT.
Maar omdat het in onze aard ligt om vreedzaam, solidair en prosociaal te zijn – we kunnen zonder andere mensen helemaal niet ‘menselijk’ zijn, en aan het begin van ons leven ook niet zonder hen bestaan – maakt het ons ziek om tot “oorlogszuchtig” te worden getraind.
Alternatieven, perspectieven
De vraag blijft: wat moet er gebeuren om mensen weer zo vredelievend te maken als ze blijkbaar ter wereld komen – of, nog beter: zodat ze meteen zo vredelievend kunnen BLIJVEN?
Omdat ik me hier al vaak over heb uitgesproken,[97] wil ik het heel kort houden.
We hebben nog steeds een omwenteling van de economische en politieke verhoudingen nodig, een afstappen van onze steeds destructiever wordende, neoliberaal-kapitalistische maatschappijstructuur. Dat alleen is echter niet voldoende, zoals met name het uiteindelijk mislukte experiment van het ‘reëel socialisme’ heeft aangetoond. Daar moet een psychosociale revolutie bijkomen.
Wilhelm Reich vatte het onderliggende verband in 1934 als volgt samen:
“Als men alleen de structuur van de mens probeert te veranderen, verzet de samenleving zich daartegen. Als men alleen de samenleving probeert te veranderen, verzetten de mensen zich daartegen. Dit toont aan dat geen van beide afzonderlijk kan worden veranderd.”[98]
Voor onze huidige tijd zou dit als volgt kunnen worden geconcretiseerd: volwassenen zouden – niet in de laatste plaats met behulp van psychotherapeutische kennis – moeten werken aan hun door socialisatie veroorzaakte psychische stoornissen en er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat hun kinderen en kleinkinderen deze stoornissen helemaal niet ontwikkelen.
De psychoanalyticus Hans-Joachim Maaz introduceerde – onder andere in zijn boek Der Gefühlsstau[99] – een overeenkomstig concept van “therapeutische cultuur” in de DDR-omwenteling en heeft dit inmiddels verder ontwikkeld tot “relatiecultuur”[100].
Kinderen liefdevol begeleiden in het leven, actief streven naar goede en gelijkwaardige partnerschappen, een bevredigend seksleven en geestelijke gezondheid, privé en in het openbaar autoritaire, levensvijandige of zelfs oorlogszuchtige normen in het gezin, op school, op het werk, in de media, kerk, politiek en staat aan de kaak te stellen en gelijkgestemden te zoeken met wie hiertegen verzet kan worden geboden – dat is inmiddels nog belangrijker en urgenter geworden.[101]
De meest treffende beschrijving van het langetermijndoel van dergelijke inspanningen is afkomstig van Erich Fromm: een ‘gezonde samenleving’ “waarin niemand zich meer bedreigd hoeft te voelen: niet het kind door de ouders; niet de ouders door degenen die boven hen staan; geen sociale klasse door een andere; geen natie door een supermacht”.[102]
***
Opmerkingen en bronnen
[1] Voor het ontwerp van de omslag dank ik – nogmaals – Jan Petzold. Een eerdere versie van dit artikel werd in 2023 op mijn website en in 2025 op apolut gepubliceerd (https://apolut.net/sind-wir-geborene-krieger/). De productieve uitwisseling met de prehistoricus en cultuurwetenschapper Martin Kuckenburg heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de nieuwe versie.
Aangezien ik hier gebruikmaak van verschillende wetenschappelijke disciplines waarvoor ik geen speciale kwalificaties heb en voornamelijk secundaire bronnen gebruik, raad ik aan om met behulp van de in de tekst genoemde boeken een eigen beeld te vormen en vooral voor archeologische vondsten regelmatig op internet te zoeken naar updates.
[2] https://de.wikipedia.org/wiki/Krieg#Ebenen_der_Kriegsf%C3%BChrung.
[3] “Oorlog is de vader van allen, de koning van allen. De enen maakt hij tot goden, de anderen tot mensen, de enen tot slaven, de anderen tot vrijen” (https://de.wikipedia.org/wiki/Heraklit) .
[4] “Ik laat eerst zien dat de toestand van mensen zonder burgerlijke samenleving (die toestand die de natuurlijke toestand genoemd mag worden) niets anders is dan een oorlog van allen tegen allen; en dat in deze oorlog iedereen het recht heeft op alles” (https://de.wikipedia.org/wiki/Bellum_omnium_contra_omnes).
[5] Sigmund Freud (1930) [1929]: Das Unbehagen in der Kultur, in: GW Band 14, Fischer, p. 419–506, hier p. 471. Over het feit dat Freud zich daar ten onrechte op Hobbes beroept en bovendien wolven belastert, zie: https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/der-mensch-ist-dem-menschen-kein-wolf-ueber-eine-eklatante-freudsche-fehlleistung/.
[6] Sinds mei 2016 was Obama ‘officieel de Amerikaanse president met de meeste oorlogsdagen’. Onder zijn regering voerden de VS tot dan toe ‘in totaal 2663 dagen oorlog’ (https:// www.spiegel.de/panorama/krieg-barack-obama-ist-der-us-praesident-mit-den-meisten-kriegstagen-a-00000000-0003-0001-0000-000000567071). Bovendien werd “het doden met drones staatsdoctrine, elke week ondertekende hij de zogenaamde ‘kill list’” (https://www.deutschlandfunkkultur.de/drohnenkrieg-obamas-toedliches-erbe-100.html), waarbij duizenden onschuldige mensen het slachtoffer werden – als “collateral damage”.
[7] https://www.welt.de/politik/ausland/article5490579/Seine-Rede-zum-Friedensnobelpreis-im-Wortlaut.html.
[8]https://www.zukunftsinstitut.de/artikel/warum-gibt-es-noch-immer-kriege/ Op de vernieuwde website van het instituut kon ik dit artikel in maart 2025 niet meer vinden.
[9] Ibid.
[10] Martin Kuckenburg (1993): Siedlungen der Vorgeschichte in Deutschland, 300000 bis 15 v. Chr. (Prehistorische nederzettingen in Duitsland, 300.000 tot 15 v. Chr.), Dumont, p. 10.
[11] https://de.wikipedia.org/wiki/Menschenaffen#Entwicklungsgeschichte. Op https://de.wikipedia.org/wiki/Hominisation wordt gesproken van vijf tot zeven miljoen jaar, op https://de.wikipedia.org/wiki/Stammesgeschichte_des_Menschen wordt 7,9 miljoen jaar genoemd. Het is zeer speculatief om op basis van het gedrag van de huidige chimpansees (en bonobo’s) conclusies te willen trekken over de psychosociale aanleg van de huidige mens: in zes miljoen jaar onafhankelijke ontwikkeling kan er veel veranderd zijn, bij beide soorten. Antropoloog R. B. Ferguson heeft onderzoek gedaan naar studies die de huidige chimpansees beschuldigen van “moordenaarsapen” te zijn – wat vaak meteen wordt geïnterpreteerd als een erfenis van de mensheid. Resultaat: Van de 27 geregistreerde of vermoedelijke moorden onder soortgenoten op 18 chimpansee-onderzoekslocaties “in totaal 426 jaar veldobservaties” zijn “15 afkomstig uit slechts twee sterk conflictueuze situaties […]. De overige 417 jaar observatie resulteren in een gemiddelde van slechts 0,03 moorden per jaar.” Bovendien acht Ferguson het waarschijnlijk dat deze dodelijke conflicten “geen evolutionaire strategie zijn, maar een reactie op menselijke ingrepen” in het leefgebied van de chimpansees (https://www.scientificamerican.com/article/ war-is-not-part-of-human-nature/ Vertaling A.P. Vgl. Martin Kuckenburg, 1999: Lag Eden im Neandertal? Auf der Suche nach den frühen Menschen, Econ, S. 154ff.).
[12] https://de.wikipedia.org/wiki/Stammesgeschichte_des_Menschen.
[13] https://www.mpg.de/11820357/mpi_evan_jb_2017. Maar: aangezien er in het “uiterlijk van de huidige mens een breed spectrum aan variaties” bestaat, “bestaat er geen overeenstemming over wat ‘moderne’ mensen zijn en wanneer ze voor het eerst in de fossielenvondsten verschijnen” (G. J. Sawyer/ Viktor Deak: Der lange Weg zum Menschen. Lebensbilder aus sieben Millionen Jahren Evolution, Spektrum 2008, p. 174). Bij vroegere, prehistorische hominiden wordt de bevindingen steeds onduidelijker. Vaak worden botten waarvan de leeftijd honderdduizenden jaren verschilt of die duizenden kilometers van elkaar verwijderd zijn gevonden, samengevoegd om de veronderstelde hominidensoorten te (re)construeren (ibid., bijv. p. 13 e.v.). . De veelbesproken “Denisova-mens” bijvoorbeeld is, behalve door DNA-analyse, “zeker bewezen” door een vingerkootje (leeftijd: 48.000 tot 30.000 jaar), een teenkootje (leeftijd: 130.000 tot 90.900 jaar), twee kiezen (een ouder dan 50.000 jaar, een jonger dan 50.000 jaar), allemaal gevonden aan de grens met Kazachstan, en door een onderkaak (leeftijd: 160.000 jaar) (https://de.wikipedia.org/wiki/Denisova-Mensch; https://www.mpg.de/5018113/denisova-genom).
[14] https://www.planet-wissen.de/natur/energie/feuer/index.html.
[15] James C. Scott (2019): Die Mühlen der Zivilisation. Eine Tiefengeschichte der frühesten Staaten, Suhrkamp, p. 20, vgl. Hannes Stubbe (2021): Weltgeschichte der Psychologie, Pabst, p. 27.
[16] David Graeber/ David Wengrow (2021): Anfänge. Eine neue Geschichte der Menschheit, Klett-Cotta, p. 96, 98. Kuckenburg (zoals in voetnoot 11, p. 13-15) beschrijft de handicaps van archeologie en paleoantropologie op vrijwel dezelfde manier.
[17] Harald Meller, Kai Michel, Carel van Schaik (2024): Die Evolution der Gewalt. Warum wir Frieden wollen, aber Kriege führen, dtv, p. 136.
[18] Ibid., p. 152.
[19] https://www.sueddeutsche.de/projekte/artikel/wissen/acht-milliarden-menschheit-wachstum-e418385/ Zie voor hypothesen over hevige schommelingen in de prehistorische populaties: https://science.orf.at/stories/3221020/.
[20] Aangezien er aan de 3.000 overblijfselen met toenemende tijdsafstand steeds minder skeletresten worden toegevoegd, stijgt het totale aantal niet significant wanneer men verder kijkt dan de kring van de Homo sapiens. Ook van de “vele miljoenen Neanderthalers” die in totaal zouden hebben geleefd, zijn tot nu toe “slechts de overblijfselen van twee- tot driehonderd individuen” gevonden (Rebecca Wragg Sykes, 2022: Der verkannte Mensch. Ein neuer Blick auf Leben, Liebe und Kunst der Neandertaler, Goldmann, p. 63).
[21] Graeber/ Wengrow (zoals in noot 16), p. 100 e.v. Ook de veelgebruikte radiokoolstofmethode voor datering werkt alleen voor de afgelopen 60.000 jaar: https://de.wikipedia.org/wiki/Radiokarbonmethode.
[22] https://science.orf.at/stories/3219658/.
[23] Zie Stubbe (zoals in voetnoot 15), p. 15–67.
[24] R. Brian Ferguson, „The Birth of War” (https://www.naturalhistorymag.com/htmlsite/0703/0703_feature.html). Vertaling A.P. Gecorrigeerd op 24-5-25. Ik had eerder geen rekening gehouden met de 24 slachtoffers van geweld uit vindplaats 117 (zie hieronder), waar Ferguson ook naar verwijst: „Afgezien van Site 117 vertonen slechts ongeveer een dozijn Homo sapiens-skeletten van 10.000 jaar oud of ouder, van de honderden soortgelijke oudheden die tot nu toe zijn onderzocht, duidelijke aanwijzingen voor interpersoonlijk geweld.”
[25] https://www.researchgate.net/figure/Cranium-17-bone-traumatic-fractures-A-Frontal-view-of-Cranium-17-showing-the-position_fig4_277326376; https://www.20min.ch/story/cranium-17-das-aelteste-mordopfer-der-geschichte -162218687169.
[26] Meller et al (zoals in voetnoot 17), p. 146.
[27] Ibid., p. 139.
[28] https://de.wikipedia.org/wiki/Krieg.
[29] Ibid.
[30] R. Brian Ferguson (zoals in voetnoot 24)). Vertaling A.P.
[31] https://www.scinexx.de/news/geowissen/kein-steinzeit-krieg-in-jebel-sahaba/.
[32] Dirk Husemann (2005): Als der Mensch den Krieg erfand, Thorbecke, p. 34.
[33] Zoals in voetnoot 31.
[34] Husemann (zoals in voetnoot 32), p. 34. Meller et al (zoals in voetnoot 17), p. 154 e.v., redeneren op dezelfde manier.
[35] Ibid., p. 155.
[36] Wragg Sykes (zoals in noot 20), p. 25. Dat de stelling dat de Homo sapiens de Neanderthalers heeft uitgeroeid, niet houdbaar is, lijkt vandaag de dag algemeen aanvaard te zijn. Zie ibid., p. 451–454; Martin Kuckenburg (2005): Der Neandertaler. Auf den Spuren des ersten Europäers, Klett-Cotta, p. 282–296; Meller et al (zoals in noot 17), p. 142.
[37] Meller et al (zoals in noot 17), p. 146 e.v., 162.
[38] 35.000 jaar geleden zouden er maximaal drie miljoen aardbewoners zijn geweest (Scott, zoals in noot 15, p. 22).
[39] Christopher Ryan/ Cacilda Jethá (2016: Sex. Die wahre Geschichte, Klett-Cotta, p. 201) spreken van de ‘oorspronkelijke overvloedmaatschappij’. Dit is een verwijzing naar het essay ‘The original affluent society’ van Marshall Sahlins: https://www.uvm.edu/~jdericks/EE/Sahlins-Original_Affluent_Society.pdf (zie ook: https://www.matthes-seitz-berlin.de/buch/die-urspruengliche-wohlstandsgesellschaft.html). Natuurlijk waren er ook toen al klimaatschommelingen, die bijvoorbeeld tot ijstijden leidden. Maar in de regel gebeurde dit zo langzaam dat aanpassing mogelijk was (Wragg Sykes, zoals in voetnoot 20, p. 104-124). De veronderstelling dat bijna de hele mensheid op korte termijn is uitgestorven als gevolg van een vulkaanuitbarsting meer dan 70.000 jaar geleden is zeer omstreden (https://de.wikipedia.org/wiki/Toba-Katastrophentheorie).
[40] Rutger Bregman (2020): Im Grunde gut. Eine neue Geschichte der Menschheit, Rowohlt, p. 115. De oudste momenteel bekende grotschildering is 45.000 jaar oud (https://de.wikipedia.org/wiki/H%C3%B6hlenmalerei).
[41] https://de.wikipedia.org/wiki/Massaker_von_Kilianst%C3%A4dten, https://de.wikipedia.org/wiki/Massaker_von_Halberstadt, https://de.wikipedia.org/wiki/Massaker_von_Talheim, https://de.wikipedia.org/wiki/Massaker_von_Schletz; https://www.scinexx.de/news/archaeologie/war-dies-der-erste-krieg-europas/.
[42] https://de.wikipedia.org/wiki/Felsmalereien_in_der_spanischen_Levante. Zie ook Husemann (zoals in voetnoot 32), p. 61 e.v.
[43] De eerste aanwijzingen voor het gebruik van wapens voor de jacht zijn ongeveer 500.000 jaar oud (https://www.spiegel.de/wissenschaft/mensch/fruehmenschen-jagten-schon-vor-500000-jahren-mit-stein-speerspitzen-a-867412.html). Pas 300.000 jaar oude speren, die in Schöningen in Nedersaksen tussen de botten van talrijke daarmee gedode wilde paarden werden gevonden, zijn “onmiskenbaar” als jachtwapens aangetoond (Martin Kuckenburg, 2022: Friedrich Engels‘ Frühgeschichte und die moderne Archäologie, zonder plaats, p. 79). Maar het feit dat je er dieren mee kunt jagen, betekent niet dat je er mensen mee wilt doden. In 2025 werd na toepassing van een omstreden dateringsmethode de leeftijd van de speren geschat op slechts 200.000 jaar (https://www.welt.de/wissenschaft/article256093064/Archaeologie-Die-Schoeninger-Speere-sind-100-000-Jahre-juenger-mit-Folgen. html).
[44] Vgl. Scott (zoals in noot 15), p. 159–164.
[45] Brigitte Röder/ Juliane Hummel/ Brigitta Kunz (2001) [1996]: Göttinnendämmerung. Das Matriarchat aus archäologischer Sicht, Königsfurt, p. 396. Zie ook Graeber/ Wengrow (zoals in noot 16), p. 238–244.
[46] Scott (zoals in noot 15), p. 20. Zie ook https://de.wikipedia.org/wiki/Geschichte_der_Schrift. Uitgebreid hierover: Martin Kuckenburg (2016): Wer sprach das erste Wort? Die Entstehung von Sprache und Schrift, Theiss.
[47] Bregman (zoals in voetnoot 40), p. 139–161. Aanvullende literatuuraanbeveling van 30-5-25: Gerd Reuther (2025): Tatort Vergangenheit: Wie eine Fake Past unsere Zukunft diktiert, Engelsdorfer.
[48] Kuckenburg (zoals in voetnoot 36), p. 9.
[49] https://de.wikipedia.org/wiki/Neandertaler#Verwandtschaft_zum_modernen_Menschen.
[50] Stubbe (zoals in voetnoot 15), p. 33.
[51] Dat hoeft niet te betekenen – maar kan wel – dat ze intelligenter waren dan wij (vgl. ebd., p. 25).
[52] Zie onder andere voetnoot 16 en 36.
[53] R. Brian Ferguson (2013): Pinker’s List: Exaggerating Prehistoric War Mortality, in Douglas P. Fry (red.): War, Peace, and Human Nature, Oxford University Press, p. 112–131 (https://www.researchgate.net/publication/273371719_Pinker’s_List_Exaggerating_Prehistoric_War_Mortality). Zie ook Ryan/ Jethá (zoals in noot 39), p. 212–215 en Bregman (zoals in noot 40), p. 112 e.v.
[54] Meller et al (zoals in noot 17), p. 37.
[55] https://scilogs.spektrum.de/menschen-bilder/wird-alles-immer-besser-ein-kritischer-blick-auf-steven-pinkers-geschichtsoptimismus/.
[56] https://de.wikipedia.org/wiki/Napoleon_Chagnon.
[57] Ryan/ Jethá (zoals in voetnoot 39), p. 223–227; Bregman (zoals in voetnoot 40), p. 111 e.v.
[58] Bregman (zoals in voetnoot 40).
[59] In de antropologie is het, bij gebrek aan bruikbare overblijfselen uit de prehistorie, niet ongebruikelijk dat men op basis van overleveringen uit de afgelopen millennia of veldobservaties van jagers en verzamelaars tot op heden conclusies trekt over de levenswijze van de vroege Homo sapiens. Maar ook dat zijn speculaties. Temeer omdat er tegenwoordig nauwelijks nog etnische groepen zijn die volledig afgesloten zijn van de rest van de wereld. Vgl. Kuckenburg (zoals in noot 43), p. 136 e.v.
[60] https://de.wikipedia.org/wiki/Thomas_Hobbes.
[61] Meller et al (zoals in voetnoot 17), p. 113.
[62] Ryan/ Jethá (zoals in voetnoot 39), p. 204, 236, p. 238.
[63] Meller et al (zoals in voetnoot 17), p. 113.
[64] https://www.researchgate.net/publication/250920560_Lethal_Aggression_in_Mobile_Forager_Bands_and_Implications_for_the_Origins_of_War.
[65] Ibid., p. 272. Vertaling A.P.
[66] https://de.wikipedia.org/wiki/Staatsentstehung.
[67] Scott (zoals in noot 15), zie ook https://www.soziopolis.de/die-muehlen-der-zivilisation-1.html.
[68] https://de.wikipedia.org/wiki/%C3%87atalh%C3%B6y%C3%BCk.
[69] Graeber/ Wengrow (zoals in voetnoot 16), p. 236, 245ff.
[70] https://www.uncg.edu/employees/douglas-fry/.
[71] https://sustainingpeaceproject.com/.
[72] https://greatergood.berkeley.edu/article/item/what_can_we_learn_from_the_worlds_most_peaceful_societies. Vertaling A.P.
[73] Ibid.
[74] Douglas P. Fry (2005): The Human Potential for Peace: An Anthropological Challenge to Assumptions about War and Violence, Oxford University Press; https://sustainingpeaceproject.com/.
[75] Erich Fromm (1989): Die Anatomie der menschlichen Destruktivität, in ders.: Gesamtausgabe, Bd. 7, dtv.
[76] Ibid., p. 148–262. In 1998 registreerde de etnografische atlas nog 160 “puur matrilineaire” – dus alleen de moederlijke afstamming in aanmerking nemende – “inheemse volkeren en etnische groepen”. Dat was toch ongeveer 13 % van de 1267 etnische groepen die wereldwijd zijn geregistreerd (https://de.wikipedia.org/wiki/Matriarchat).
[77] Fromm (zoals in voetnoot 75), p. 158 e.v.
[78] Meer hierover: https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/wp-content/uploads/2018/07/Mythos-Todestrieb-pid_2018_02_Peglau.pdf.
[79] Dat dit mogelijk is, dat mensen destructieve invloeden kunnen overwinnen, bewijst ook mijn therapeutische werk voortdurend.
[80] Zie Goebbels, Joseph (1992) [1990]: Tagebücher 1924-1945 in vijf delen, uitgegeven door Reuth, Ralf Georg, Piper; Longerich, Peter (2010): Goebbels. Biografie, Siedler; Reuth, Ralf G. (1991) [1990]: Goebbels, Piper, daarover met name p. 11-75.
[81] Ibid., p. 52.
[82] Ibid., p. 47.
[83] Ibid., p. 52.
[84] Ibid., p. 68–73.
[85] Ibid., p. 63.
[86] Ibid., p. 73.
[87] Longerich (zoals in voetnoot 80), p. 58.
[88] Reuth (zoals in voetnoot 80), p. 104.
[89] Hannes Leidinger/ Christian Rapp (2020): Hitler – Prägende Jahre. Kindheit und Jugend 1889–1914, Residenz. Zie ook: Brigitte Hamann (1998): Hitlers Wien: Lehrjahre eines Diktators, Piper.
[90] Ibid., p. 152. Uitgebreid: Brigitte Hamann (2010): Hitlers Edeljude: Das Leben des Armenarztes Eduard Bloch, Piper.
[91] Meller et al (zoals in noot 17), p. 124.
[92] Zie naast de in deze tekst gebruikte boeken Gerald Hüther (2003) [1999]: Die Evolution der Liebe. Was Darwin bereits ahnte und die Darwinisten nicht wahrhaben wollen, Vandenhoeck/Ruprecht; Mark Solms/Oliver Turnbull (2004): Das Gehirn und die innere Welt. Neurowissenschaft und Psychoanalyse, Walter, p. 138 e.v., 148; Michael Tomasello (2010): Waarom we samenwerken, Suhrkamp; Stefan Klein (2011) [2010]: De zin van geven. Waarom onbaatzuchtigheid zegeviert in de evolutie en we met egoïsme niet verder komen, Fischer; Joachim Bauer (2015): Zelfsturing. De herontdekking van de vrije wil, Blessing. Ook Erwin Wagenhofers in 2013 gepubliceerde filmdocumentaire Alphabet – Angst oder Liebe illustreert dit op ontroerende wijze (http://www.alphabet-film.com/).
[93] Zoals in voetnoot 16, p. 114 e.v. Zie ook Bregman (zoals in voetnoot 40), p. 79 e.v.
[94] Vgl.: https://duepublico2.uni-due.de/servlets/MCRFileNodeServlet/duepublico_derivate_00045266/05_Peglau_Autoritarismus.pdf.
[95] Zie ook https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/andreas-peglau-utopie-oder-dystopie-zitate-und-notizen-zu-china-mai-2020-bis-oktober-2021/.
[96] Wilhelm Reich (2020): Massenpsychologie des Faschismus. Der Originaltext, Psychosozial, p. 38, 40.
[97] Bijvoorbeeld in Andreas Peglau (2024): Menschen als Marionetten? Hoe Marx en Engels de werkelijke psyche in hun leer verdrongen (https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/menschen-als-marionetten-wie-marx-und-engels-die-reale-psyche-in-ihrer-lehre-verdraengten/), p. 70–74 of hier: https://www.manova.news/ artikel/rechtsruck-in-deutschland.
[98] Wilhelm Reich (zoals in voetnoot 96), p. 195.
[99] Zie ook: https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/psychische-revolution-und-therapeutische-kultur-vorschlaege-fuer-ein-alternatives-leben/.
[100] Zie: https://hans-joachim-maaz-stiftung.de/hans-joachim-maaz/buecher-von-hans-joachim-maaz/.
[101] Zie ook https://apolut.net/im-gespraech-andreas-peglau/.
[102] Erich Fromm (zoals in voetnoot 75), p. 395.
Laatste raadpleging van de internetbronnen: 14-5-2025.
Gelieve te citeren als
Andreas Peglau (2025): Wij zijn geen geboren krijgers. Over de psychosociale voorwaarden voor vredelievendheid en ‘oorlogsbekwaamheid’ (https://andreas-peglau-psychoanalyse.de/ wir-sind-keine-geborenen-krieger-zu-psychosozialen-voraussetzungen-von-friedfertigkeit-und-kriegstuechtigkeit/) Vertaling naar het Nederlands.
Het is uitdrukkelijk gewenst om dit artikel voor niet-commerciële doeleinden door te sturen en te verspreiden.
Gelicentieerd onder een Creative Commons-licentie (Naamsvermelding – Niet-commercieel – Geen bewerkingen 4.0 Internationaal, CC BY-NC-ND 4.0).